Oeceoclades spathulifera (Snake Orchid)

• Deze plant blijft compact.
• Deze plant bloeit door.
• Deze plant bloeit uitbundig.
• Deze plant bloeit zeer frequent.
• Deze plant groeit en bloeit gemakkelijk in de huiskamer.
• Deze plant heeft mooie gevlekte bladeren.
• Deze plant is geschikt voor terrarium.
• Deze plant vereist huiskamertemperatuur.

• Let op! Planten en Orchideeën zijn levende organismen die een goede verzorging nodig hebben.

Oeceoclades spathulifera wordt ook wel de 'Snake orchid' (slangenorchidee) genoemd. Dit vanwege het motief op de bladeren en ook omdat de kleur zich aan de omgeving aanpast. De aantrekkelijke bruin gemarkeerde camouflagebladeren komen overeen met die van de omliggende grond en zijn moeilijk te herkennen als ze niet in bloei staan.

Het is een opmerkelijke plant die uit een droog habitat komt. De plant wordt gevonden in een kleine regio in Noord- en West-Madagaskar in bossen in berggebied en op duinen aan de kust. Deze groeit in zanderige en poreuze grond. De plant wordt in de natuur door mieren bestoven.

Het plantje werd voor het eerst beschreven door de Franse botanicus Joseph Marie Henry Alfred Perrier de la Bâthie in 1935 als zijnde: 'Eulophia spathulifera'. Perrier bracht de soort later over naar het geslacht Lissochilus in 1941 en het werd opnieuw verplaatst naar het geslacht Eulophidium door V.S. Summerhayes in 1957. Het werd voor het laatst overgedragen aan het geslacht Oeceoclades in 1976 door Leslie Andrew Garay en Peter Taylor toen dit geslacht werd herzien.

Oeceoclades spathulifera is verwant aan Oeceoclades calcarata en Oeceoclades hebdingiana, maar het kan worden onderscheiden door zijn lange, lepelvormige kelkbladen/bloembladen en de bolvormige uitloper. Een volwassen plant heeft 2 tot 3 bladeren bovenop de pseudobollen die de grond enigszins omhelzen. De leerachtige, dikke bladeren worden 4 tot 10 cm lang. Het oppervlak is glanzend alsof het gecoat is met heldere vernis. De groene bladeren zijn tot donkergroen-paars gestreept met donkerdere roze of groen-zwartachtige vlekken aan de bovenkant.

Deze soort bloeit in de late lente en vroege zomer. De bloemstelen zijn 15 - 30 cm lang en de bloemen zijn 5 tot 7,5 cm. De bloemen zijn groen en rood geaderd. De kelk- en kroonbladen zijn smal en groengeel tot olijfgroen van kleur. De binnenzijde is wit met rood-paarse aderen.

De plant heeft een temperatuur nodig tussen de 16 en 26°C. Bladeren zullen betere kleuren en markeringen vertonen onder een helder tot hoog niveau licht, maar planten zullen ook goed groeien in lagere lichtniveaus. Het is altijd belangrijk om het lichtniveau op te bouwen. Bij een plotse verandering kan de plant stil komen te staan of zelfs verbranden.

In Madagascar groeit het plantje in een dikke laag dode bladeren bovenop de grond, of in dode bladeren bovenop onregelmatige stapels rotsen. Dus er is een goede luchtcirculatie naar de wortels. Wij gebruiken een fijne bark of mos als substraat. Gewone potgrond is niet geschikt omdat deze te vochtig blijft. Door perliet toe te voegen aan de grond droogt deze sneller op.

In de natuur heeft de plant een vochtige zomer dus boots dit na, maar zorg voor een goede beluchting. Laat de grond af en toe opdrogen en laat dit soort planten uit droge gebieden vooral niet te lang nat staan. In de winter is het natuurlijk gebied van deze plant behoorlijk droog, maar niet kurkdroog.