De naam van de Maxillaria komt voort uit het Latijnse woord ‘maxilla’ (kaak), waarmee verwezen wordt naar het gynostemium en de vorm van de lip van sommige soorten, wat de bloem kan laten lijken op een uitstekende kaak.
Maxillaria is een geslacht met ongeveer 300 soorten verspreid in de regenwouden van het Neotropisch gebied (tropisch en subtropisch Amerika) op zeeniveau tot een hoogte van 3500 meter.
Het zijn voornamelijk epifyten, maar soms ook terrestriale planten of zelfs lithofyten. Veel soorten zijn vrij groot en groeien weelderig. De pseudobulben zijn rond of langwerpig en dragen ieder twee lancetvormige bladeren. Sommige soorten groeien in clusters op een korte rizoom, terwijl andere soorten meer afstand houden en groeien aan een verlengde rizoom. De korte bloemstengels ontstaan aan de basis van de pseudobulben en dragen elk één bloem. De meeste bloemen zijn klein tot heel klein, maar sommige soorten dragen grote, opvallende bloemen. De petalen en sepalen zijn meestal licht gebogen en zijn verbonden met de lip, die drie onopvallende lobben heeft. De papillen en de trichomen van de lip tonen grote diversiteit. De meest voorkomende vorm van de papillen is de conische vorm met afgeronde of spitse toppen. Verder geven sommige soorten een zachte geur af.
