Paphiopedilum mastersianum

Paphiopedilum mastersianum is een zeldzame soort uit de tropische regenwouden van Nieuw-Guinea. Deze orchidee staat bekend om zijn unieke bloemen en compacte groeiwijze, wat hem tot een geliefde soort maakt onder verzamelaars van bijzondere slipperorchideeën.

Oorsprong

Paphiopedilum mastersianum is afkomstig uit de bergachtige regenwouden van Papoea-Nieuw-Guinea. Daar groeit hij als terrestrische of lithofytische soort, meestal op vochtige, schaduwrijke plekken in humusrijke grond. De soort werd voor het eerst wetenschappelijk beschreven in het begin van de 20e eeuw, en blijft zeldzaam in cultuur.

Kenmerken

Deze compacte Paphiopedilum vormt een lage rozet van leerachtige, groen gespikkelde bladeren. De bloemen zijn karakteristiek en elegant: de bloemlip (schoen) heeft een zachte bruintint met roze tot groenige accenten, omringd door golvende petalen die vaak fijne behaarde randen hebben. Meestal bloeit de plant met één bloem per steel, al kan een gezonde plant ook meerdere stengels vormen.

Een interessant kenmerk van deze soort is de subtiele kleurvariatie en tekening, die per individu kan verschillen. Dit maakt elke plant uniek.

Verzorging

Licht

Geef deze orchidee helder, gefilterd licht zonder direct zonlicht. Een plaats bij een oost- of westraam met lichte schaduw is ideaal.

Temperatuur

Paphiopedilum mastersianum houdt van gematigde tot warme temperaturen. Overdag rond de 20–25°C en ’s nachts niet kouder dan 15°C.

Substraat

Gebruik een luchtig en vochtvasthoudend mengsel, bijvoorbeeld op basis van fijn boomschors en wat sphagnum. De wortels houden niet van volledig opdrogen, maar ook niet van verstikking. Zorg er dus voor dat de onderkant van de pot niet te vochtig blijft tussen gietbeurten door.

Luchtvochtigheid

Een hoge luchtvochtigheid tussen de 60% en 80% is ideaal. Regelmatig benevelen of gebruik van een luchtbevochtiger wordt aanbevolen, zeker in de wintermaanden.

Water geven

Houd het substraat gelijkmatig vochtig, maar vermijd stilstaand water. Geef bij voorkeur met gedemineraliseerd water of regenwater. Laat het substraat licht opdrogen vóór de volgende gietbeurt. Kraanwater houdt deze soort niet van.

Voeding

Voed wekelijks met een sterk verdunde orchideeënmest tijdens de groeiperiode. In de winter volstaat eens per maand.

Bloei

De bloei vindt meestal plaats in de herfst of vroege winter. De bloem blijft doorgaans drie tot vijf weken goed. Na de bloei vormt de plant nieuwe scheuten, wat uiteindelijk leidt tot een vollere groei en meer bloeistelen.